Willem Schinkel

Leven in een tijd van sociale hypochondrie

Willem schinkel

Onze samenleving gedraagt zich als een paranoïde, onzekere patiënt die het eigen lichaam voortdurend ligt te onderzoeken op mogelijke kwalen, die achter elk pijntje een ongeneeslijke ziekte vermoedt, en panisch is voor gevaarlijke bedreigingen van buitenaf die zijn gezonde maar broze lijf zouden kunnen besmetten of ten gronde richten. Zo kijkt Willem Schinkel naar een superdiverse samenleving in een tijd van ‘sociale hypochondrie’.

Willem Schinkel is theoretisch socioloog en professor aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Hij publiceert onder andere over de staat, (de)politisering, de democratie en integratie. Schinkel staat vooral bekend om zijn pleidooi voor de afschaffing van het integratiebeleid omdat het concept ‘integratie’ – in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt – niet insluitend maar uitsluitend werkt. Deze visie op integratie formuleert hij uitgebreid in zijn boek ‘Denken in een tijd van sociale hypochondrie’.

We leven volgens Schinkel in een tijd van ‘sociale hypochondrie’. Daarmee bedoelt hij dat onze samenleving aan ziektevrees lijdt. Ze ziet overal bedreigingen, maar ligt in feite vooral met zichzelf overhoop. De samenleving is als een patiënt die droomt van een gezond lichaam, vrij van problemen. Een gezond lichaam stelt ze zich voor als een samenleving waarin eenheid heerst, waarin iedereen hetzelfde is en er geen cultuurverschillen bestaan. Cultuurverschillen ziet ze immers als een bedreiging voor de eigen gezondheid: ze veroorzaken allerlei sociale problemen zoals criminaliteit, armoede, schooluitval, werkloosheid,… Ook al wijst onderzoek voortdurend uit dat cultuur niet de oorzaak van deze sociale problemen is, toch blijft de hypochonder overtuigd van haar eigen ideeën. Schinkel noemt dit ‘culturisme’.

De zuivere, probleemloze samenleving waar de hypochonder van droomt, bestaat niet in de werkelijkheid. Toch wordt die ingebeelde samenleving vaak voorgesteld als een realiteit, die we bovendien angstvallig moeten beschermen tegen alles wat haar gezondheid en eenheid bedreigt. De bezorgdheid om de eenheid en orde van de samenleving komt bijvoorbeeld sterk tot uiting in de vluchtelingencrisis. De vluchteling wordt niet meer gezien als iemand die op de vlucht is voor een mensonwaardige situatie, maar simpelweg als iemand die ‘anders’ is: hij brengt allerlei cultuurverschillen met zich mee die onze samenleving in gevaar brengen. Het zijn niet meer mensen maar waarden die komen en daarbij onze ‘Europese’ of ‘Westerse’ waarden ondermijnen. Het debat over vluchtelingen gaat daardoor meer over onze eigen angsten en wensen dan over een oprechte bekommernis om de ander.

Vluchtelingen, maar ook andere minderheden (waaronder vooral dan moslims), worden met andere woorden permanent voorgesteld als een vijand die van buiten het gave lichaam tracht binnen te dringen. Als oplossing voor deze bedreiging wordt ‘integratie’ naar voor geschoven. Schinkel stelt dat dit een schijnoplossing is. Integratie heeft zogezegd als doel de scheiding tussen ‘leden van de samenleving’ en ‘niet-geïntegreerde leden’ op te heffen, maar in werkelijkheid benadrukt dit begrip volgens hem alleen dat ’andere’ culturen (nog) niet tot onze samenleving behoren. Hoewel moslims, vluchtelingen, nieuwkomers,… zich in de werkelijkheid in onze samenleving bevinden, wordt het voorgesteld alsof ze er buiten staan, alsof ze er geen deel van (mogen) uitmaken. Opnieuw is de manier waarop we met vluchtelingen omgaan een treffend voorbeeld: er wordt massaal ingezet op inburgeringscursussen en vormingstrajecten waarin vluchtelingen over onze waarden leren zodat ze die kunnen internaliseren. Van eetgewoontes tot flirtcursussen: het verschil tussen ‘wij’ en ‘zij’ wordt op alle levensdomeinen benadrukt.

De huidige opvatting van integratie gaat volgens Willem Schinkel bovendien samen met een merkwaardige paradox. Enerzijds wordt integratie gezien als de individuele verantwoordelijkheid van ‘de ander’, maar anderzijds leeft eveneens het idee dat de cultuur van ‘de ander’ ervoor zorgt dat hij niet geïntegreerd is. Er helemaal bij horen wordt voor minderheden op die manier onmogelijk, want elk cultuurverschil op zich wordt gezien als een gebrek aan integratie.

Met Motief herkennen we ons sterk in de analyse die Willem Schinkel over het integratiedebat maakt. In onze vormingen dagen we deelnemers uit om culturele of levensbeschouwelijke diversiteit niet als een bedreiging te zien, maar als een essentieel kenmerk van onze samenleving. Minderheden zijn geen lichaamsvreemde elementen die afgestoten moeten worden, maar maken ten volle deel uit van onze superdiverse samenleving. Deze manier om naar ons eigen ‘lichaam’ te kijken, is essentieel om de uitdagingen waar we vandaag voor staan, constructief en duurzaam aan te pakken. We proberen in onze vormingen denk- en praktijkoefeningen te maken vanuit ‘een nieuw wij’. Hierbij worden minderheden niet buiten, maar binnen de samenleving geplaatst en maken ze ten volle deel uit van het proces waarin we samen toekomst ontwerpen. Daarnaast proberen we ook weerwerk te bieden aan het ‘culturisme’, door bijvoorbeeld te laten zien hoe sociale, politieke en economische factoren mee aan de basis liggen van maatschappelijke problemen als criminaliteit, gewelddadige radicalisering, werkloosheid,…

Leestips

  • Schinkel, W. (2007). Denken in een tijd van sociale hypochondrie. Aanzet tot een theorie voorbij de maatschappij. Uitgeverij Klement: Kampen (517 p.)
  • Schinkel, W. (2008). De gedroomde samenleving. Uitgeverij Klement: Kampen (160p).